In hydrologenland is de afgelopen tijd veel te doen geweest over de methode om faalkansen van watersystemen te bepalen. Er zijn op dit gebied twee ‘scholen’die beide
gebruik maken van statistieken. De ene school propageert het maken van een statistische analyse van alleen de uitkomstenwan modellen of metingen met behulp van de statistieken van extremen (Gumbel,1958). De andere school beweert dat de verschillende drijvende krachten achter een faalmechanisme (bijvoorbeeld neerslag) in termen van kansen kunnen worden aangegeven en als invoer kunnen dienen voor modelberekeningen: de stochastenmethode (De Graaff en Versteeg, 2000). In opdracht van de Unie van Waterschappen wordt hierover een vergelijkend warenonderzoek uitgevoerd. Dit artikel gaat hier niet op in, maar is een voorbeeld van de toepassing van de tweede methode. De methode is toegepast op het Langbroekerweteringgebied, dat wordt ingesloten door de Kromme Rijn aan de westkant, de rivier de Lek aan de zuidkant en de Utrechtse Heuvelrug aan de noordoostkant. Daarbij is gebruik gemaakt van het bestaande gekalibreerde SIMGRO-model van het gebied (Hermans e.a., 2004; Van Walsum e.a., 2004). De mechanismen die in dit gebied kunnen leiden tot het falen van het systeem zijn: de neerslaghoeveelheid, de neerslagintensiteit, de beschikbare berging in bodem en oppervlaktewater en de rivierwaterstand in de Lek. Van elk van deze mechanismen is een kansverdeling opgesteld. Alle mogelijke combinaties (in totaal bijna 1000per scenario) zijn doorgerekend met het SIMGROmodel. De modeluitkomsten zijn vervolgens gebruikt om een faalkanskaart te construeren.Deze kaart is getoetst aan de werknormen van de Unie van Waterschappen voor het huidige klimaat, het middenscenario 2050 en het maximumscenario 2050 (KNMI, 2003).