Onderzoek op 19 boerderijen in het zeekleigebied aan het water dat door drainbuizen wordt afgevoerd, leverde gegevens op over de hydrologische eigenschappen van de bodem. GeofYsisch onderzoek gaf aan dat de afvoer van het neerslagoverschot plaats vond in een zoete toplaag van 2 tot 4 m dik als de dikte van de afdekkende kleilaag meer is dan 4 m. Bij een geringere dikte werd het grondwater in de zandige lagen eronder aangevuld zodanig dat ruwweg de helft van het neerslagoverschot doordringt tot een diepte van ongeveer 10 tot 20 m in gevallen dat het kleidek minder dan 1 m dik is. Onderzoek naar de mogelijke bronnen van drinkwater in de Over-Betuwe toonde aan dat het grondwater in de aquifers onder de afdekkende kleilaag vrijwel volledig uit rivierwater bestond dat in omringende gebieden in de bodem is geïnfiltreerd. Grondwatermodellering voor benedenstroomse kleigebieden leverde op dat vertikale stijghoogteverschillen, als gevolg van verschillen in polderpeil of van onttrekkingen,
een aanvulling veroorzaken van het grondwater in de onder het kleidek liggende aquifer. Met een GIS samengestelde kaarten van het neerslagoverschot, de grondwateraanvulling en de oppervlakkige afvoer voor heel Nederland zijn opgenomen in begeleidende publicaties over de zand- en veengebieden.