De richting en snelheid van grondwaterstroming zijn in het veld lastig direct te bepalen en worden daarom vaak indirect afgeleid met behulp van een benadering op basis van de vergelijking van Darcy. De toepassing van tracers is eigenlijk de enige mogelijkheid om grondwaterstroming direct vast te stellen. Echter, het toedienen en vervolgens registreren en interpreteren van tracers is bewerkelijk en blijft daarom experimenteel. Gebruik van natuurlijke tracers is eleganter uit bodemhygiënisch oogpunt, maar kent vergelijkbare beperkingen. In een aantal gevallen kan de grondwatertemperatuur als tracer worden gebruikt, een parameter die frequent en goed kan worden bepaald.
In deze studie hebben we onderzocht wat temperatuurmetingen in een ondiep veenprofiel (1.5 meter dik) kunnen zeggen over de verticale waterbeweging (kwel of infiltratie) op die locatie. Uit deze analyse is gebleken dat het temperatuurprofiel niet verklaard kan worden met een model dat uitgaat van een uniforme verticale waterbeweging gekoppeld aan een sinusvormige jaarcyclus van de temperatuurrandvoorwaarde. Het temperatuurprofiel blijkt wel te passen op een dynamisch tweedimensionaal grondwatermodel van de testlocatie met de gemeten luchttemperatuur als randvoorwaarde. Korte termijn fluctuaties van de temperatuur aan maaiveld dringen meer dan een meter door in de bodem en moeten dus worden beschouwd in de interpretatie. Voor het temperatuurprofiel blijken daarnaast dynamiek en heterogeniteit van de stroming dominant boven de gemiddelde verticale stromingscomponent. Ondiepe temperatuurmetingen zijn dus vooral waardevol als verificatie van de werking van een topsysteemmodel, maar bieden onafhankelijk daarvan geen aanvullend hydrologisch inzicht.