Een eerdere publicatie in Stromingen (Bense, 2002) liet het belang van breuken voor grondwaterstroming zien aan de hand van verschillende voorbeelden in Zuidoost-Nederland. In dat artikel werd gesuggereerd dat geothermische methodes goed bruikbaar zijn voor het karakteriseren van grondwaterstroming rondom breuken. Ter plekke van breuken is de verticale grondwaterstroming vaak relatief versterkt omdat veel breuken sterke weerstanden vormen tegen horizontale grondwaterstroming. Het is juist deze verticale component van de stroming die met behulp van geothermische waarnemingen kan worden geschat. Vervolgonderzoek heeft ondertussen plaats gehad rondom de Peelrandbreuk nabij Uden. De resultaten van dat onderzoek worden hier gerapporteerd. Als gevolg van de lage doorlatendheid van de Peelrandbreuk nabij Uden vindt er kwel plaats op de hogere gedeelten in het landschap (op de Peelhorst) en infiltratie in de lagere gedeelten (Roerdalslenk). Analyse van ondiepe temperatuurmetingen
in transecten over de breuk gedaan op verschillende tijdstippen laten zien dat het ondiepe grondwater op de horst in de zomer een aantal graden kouder en in de winter
een aantal graden warmer is dan in de slenk. Dit effect interpreteren we als zijnde het resultaat van de interactie tussen de seizoenale gang in oppervlaktetemperatuur en variaties in grondwaterstroming nabij het oppervlak. Deze hypothese is getest met behulp van een numeriek model van gekoppeld niet-stationair warmtetransport en grondwaterstroming waarin de ondiepe temperatuurmetingen in verband zijn gebracht met de diepere geothermische waarnemingen die gedaan zijn in twee peilbuizen in het systeem. Het blijkt dat voor een juiste simulatie van de waargenomen temperatuurpatronen er rekening gehouden moet worden met de effecten van recente opwarming aan het oppervlak.