Een mijlpaal in de natuurontwikkeling in Nederland is onbetwist het plan Ooievaar (De Bruin e.a., 1987). Het was niet alleen vernieuwend, het heeft ook als inspiratiebron gediend voor onder andere het plan Levende Rivieren (Overmars, 1992). Beide plannen voorzien natuurontwikkeling in de uiterwaarden, waardoor riviergebonden soorten een duurzame populatie kunnen opbouwen. Een belangrijke groep riviergebonden soorten zijn uiteraard de riviervissen. Door aanleg van onder andere nevengeulen hoopt men op de terugkeer van typische riviervissen zoals de sneep, barbeel, forel en zalm. Maar nevengeulen, zoals die op dit moment worden aangelegd, functioneren die wel?
Mijn stelling is: de huidige neuengeulen vormen geen basis voor duurzame populaties riviervissen, In deze bijdrage zal ik deze stelling onderbouwen. Tevens zal ik aangeven met welke maatregelen nevengeulen in potentie wel duurzame populaties riviervissen kunnen herbergen. Daarbij zal ik ingaan op het functioneren van neuengeulen op lokaal niveau en de effecten van nevengeulen op de rivierfauna op lokaal en nationaal niveau. Allereerst leg ik het verschil uit tussen de huidige rivieren en de rivieren zoals deze ooit waren. Vervolgens geef ik de ecologische problemen aan die bij de huidige neuengeulen optreden. Tenslotte beschouw ik de mogelijkheden om duurzame populaties riviervissen in de Nederlandse rivieren te herbergen